Papieren treinkaartje mag weg van de rechter

Het papieren treinkaartje hoeft niet opnieuw te worden ingevoerd. Een reiziger had daartoe bij de NS een verzoek ingediend, maar die wees dat af. Vervolgens tekende de reiziger beroep tegen de afwijzing aan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelde op 29 september 2014, dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de NS niet hoeft op te dragen om het papieren treinkaartje weer in te voeren.
 
Hierom was verzocht door een reiziger die van mening is dat de OV-chipkaart onvoldoende mogelijkheid biedt om de gegevens over de treinreis in te zien en te controleren. Hierdoor kan hij in bewijsproblemen komen tegenover de NS. 
 
Tegen de afwijzing van zijn verzoek is de NS-reiziger in beroep gekomen bij het CBb. Deze rechter oordeelt dat er vóór aanvang en na afloop van de treinreis voor de treinreiziger voldoende mogelijkheden zijn om kennis te nemen van de op de OV-chipkaart opgeslagen reisgegevens, maar tijdens de treinreis is dat onvoldoende gewaarborgd. 
Dit levert een schending op van de Europese Verordening betreffende rechten en plichten van reizigers in het treinverkeer.
 
Het CBb is niettemin van oordeel dat er geen noodzaak is dat de Staatssecretaris optreedt tegen de NS. NS zal namelijk een werkinstructie opstellen die de treinreiziger het recht geeft om desgewenst mee te kijken op het uitleesapparaat van de conducteur. Daarmee wordt de schending van het Europese recht opgeheven.
 
Deze uitspraak is definitief: hoger beroep is niet mogelijk, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is de eindrechter in deze zaak.
Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Cookieinstellingen