Respecteier dien taal (23) – 2016: ’t Jaor van de dialecte

Foto: Sittard-Geleen.nieuws.nl

2016? Waarom dit jaar? Nu, dat mag duidelijk zijn: de Vereniging Veldeke Limburg viert dit jaar haar 90-jarig bestaan. Opgericht in 1926 stelde zij zich van begin af aan als doel onze dialecten te behouden en het gebruik ervan te bevorderen.

Nu, 90 jaar later wordt dit terecht gevierd. Het jubileumjaar werd geopend met een officiële avond in de schouwburg van Roermond met genodigden uit de culturele en maatschappelijke wereld van Limburg. Op deze avond werd ook het eerste exemplaar van het boek van Luc Wolters aangeboden aan onze gouverneur. Deze studie bespreekt de 90 jaar Veldeke-geschiedenis, een bijzondere uitgave mag men wel stellen.

De avond werd afgesloten met een cabaret. Jammer genoeg was dat voor heel wat van de aanwezigen een grote teleurstelling. Het niveau ervan werd algemeen gekenschetst als ‘patronaats-niveau’! Als opening van ‘Het jaar van de dialecten’ was dit duidelijk onder de maat. Zeker niet op het niveau van een op Europees niveau officieel erkende streektaal. Een gemiste kans!

Natuurlijk werd er in de media uitvoerig aandacht besteed aan dit bijzonder ‘dialect-jaar’. Er verschenen allerlei artikelen in de regionale pers en ook de Limburgse radio- en tv-zenders lieten hun belangstelling blijken. Wat me nogal pijnlijk trof, was dat uit bijna al die reacties maar al te duidelijk bleek dat de meeste journalisten en verslaggevers nauwelijks enig idee hadden van wat de streektaal Limburgs (en haar dialecten) betekent. Gangbaar zijn de aloude en allang achterhaalde clichés in de geest van: “Is een dialect wel een taal?” of “Is dialectspreken niet nadelig voor het Nederlands?”

Het Limburgs is in 1997 officieel erkend als streektaal. Maar dit gegeven blijkt vrijwel niemand zich te kunnen herinneren? Heeft 20 jaar taalbeleid dan geen enkel effect gehad? Of moeten we nu spreken van verkeerd taalbeleid, ‘achterstallig onderhoud’? Of is de belangstelling voor onze dialecten dan echt tanende? Die indruk ontstaat wel als men de media mag geloven, want na 20 jaar nog steeds dezelfde vooroordelen?

Wel wordt er positief geoordeeld over het hoge percentage van de Limburgers dat nog zijn eigen taal spreekt. Maar wat betekent dat in werkelijkheid? Welke sociale plaats neemt dat dialect dan in? Anders gezegd: wat zegt dit eigenlijk over de taalcultuur in de betekenis van je eigen taal respecteren?

Iedere keer als er in de media nogal wat aandacht besteed wordt aan de positie van het dialect, duikt er een vreemd fenomeen op. Uit ingezonden brieven van een enkele lezer blijkt steeds weer opnieuw dat deze absoluut tegen het gebruik van dialect is in de openbare ruimte. Dáár is volgens de briefschrijver slechts plaats voor één taal, namelijk het Nederlands. Dat is de taal die beschaafde mensen – volgens hem – uitsluitend dienen te gebruiken.

Wel positief is het bericht dat het LGOG (het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap) in het najaar 2016 een studie/overzicht laat verschijnen van alle Limburgse schrijvers en dichters.

Wat is er intussen zoal gebeurd in dit ‘Jaar van de dialecten’? Nou, er is een ‘wedstrijd’ geweest om na te gaan wat dan wel het meest originele en typisch Limburgse woord is. De gelukkige winnaar was ‘fispernölle’! In de pers is hieraan nogal wat aandacht besteed, maar laten we reëel zijn, dit woord is door honderden andere woorden te vervangen. Leuk, maar dit themajaar vraagt toch wezenlijk iets anders! Instandhouden en bevorderen van onze dialecten vraagt om een meer serieuze en bredere benadering dan dit soort futiliteiten.

Wellicht vindt u deze column nogal algemeen. En tot op zekere hoogte is dat ook zo; lees deze maar als een soort inleiding. In de komende columns zullen we een aantal aspecten ter sprake brengen die mijns inziens van wezenlijk belang zijn om onze dialecten de broodnodige ruggensteun te geven voor de toekomst.

Er zal nog heel wat werk verzet moeten worden!

F.W. (augustus 2016)

Cookieinstellingen