Respecteier dien taal (nr. 31) – Dialek en carnaval

Foto: Sittard-Geleen.nieuws.nl

De Vastenavond (Vastelaovend) is al weer geruime tijd voorbij. Oorspronkelijk was het de avond vóór het begin van de veertigdaagse Vasten, de bezinningstijd in het kader van Pasen.

Die dinsdagavond (Mardi Gras = “vette” dinsdag) werd er nog eens stevig feest gevierd, want vanaf de volgende dag, Aswoensdag, was het “kale sjmale”: een tijd van bezinning en van eenvoud in eten en drinken.

Maar deze vasten-avond is inmiddels uitgegroeid tot een ware happening die niet alleen enkele dagen duurt, maar – met alle voorbereidingen erbij – verschillende maanden. Een echt feest dus, dat als kern heeft “Spass an der Freud(e)”.

Maar dan komt toch onherroepelijk Esjelegounsdig, Aswoensdag. De carnavalstijd is dan voor dat jaar voorgoed voorbij:
“t Maske lik verzawweld en ’t loert ós nog èns aan, gedaon is noe de sjpas, dao lik de sjluppejas…”

Het is de dag van het askruisje (’t esjekrutske) en daarna mogelijk even “d’n hering biete”, een traditie die helaas zwaar onder druk staat. Nu alle ta-ta-boems en confetti verdwenen zijn, komt ook het moment om eens terug te kijken, om eens een balans op te maken.

Het is ook het feest waarin de eigen taal, het dialect, een wel heel bijzondere rol speelt, want zonder die eigenheid wordt dit feest toch niet als typisch voor die stad of dat dorp gezien. En een levende traditie is een wezenlijk aspect van de eigen identiteit en daartoe rekent men vooral de eigen taal, het dialect.

Maar de relatie carnaval – dialect is van een geheel eigen orde. Doorgaans namelijk zijn de geschreven of gesproken teksten van een eenvoudig niveau, staan ze bol van verbleekte clichés. Van taalcultuur in engere zin is dan ook doorgaans nauwelijks sprake. Soms duikt er een verrassende taalvariatie op. Zo stond er in de tekst van de basisschool De Sjtadssjool, een terechte winnaar van de finale van het K.V.L. 2018 in Reuver, een bijzonder geslaagde woordspeling. Er wordt gesproken over “eine topvastelaovend” als waardeoordeel, maar ook over een hele grote vastelaovend: einen top vol! Hopelijk zet dat tekstschrijvers aan het denken en gaan ze, meer dan tot nu toe het geval is, kritischer om met hun teksten.

Er moet echter opgemerkt worden dat er in het Sittardse toch een duidelijk positieve ontwikkeling te constateren is. Bij herhaling – zo merk ik – wordt er bij het schrijven van carnavalsteksten teruggegrepen/verwezen op/naar ’t Gruin Buikske van ’t Zittesj. Voor velen is dat intussen de norm voor de standaardspelling van het Sittards geworden. Ook wordt er steeds vaker een beroep op de Willy Dols Stichting gedaan voor informatie in verband met het Sittards. En dat niet alleen in de tijd van carnaval, maar ook op andere momenten zoals bij een geboorte, een jubileum, een overlijden.

Maar in het Sittardse zijn er rond carnaval toch merkwaardige en in feite onacceptabel grote verschillen in het dialectgebruik te constateren. Consequent, maar volledig verouderd, staat er op de wimpels van de jury “groote waages” in plaats van het normale “grote wages”. Ook wordt er o.a. nog geschreven “resepse”,”insjtelase” en “informase”, alsof er geen standaardspelling bestaat!

Wie zich daarnaast de moeite wil nemen om het optochtreglement te lezen, zal ronduit verbaasd zijn over het merkwaardige, zelfs bizarre taalgebruik en de spelling van het Sittards. De auteur(s) ervan geeft/geven blijk geen of nauwelijks enige notie te hebben van het taaleigen en de spelling van het Sittards. Is hier sprake van onwetendheid, kortzichtigheid of wellicht eigengereidheid? In feite kan zoiets niet door de beugel; het is zonder meer onacceptabel. Geen enkele zichzelf respecterende organisatie immers kan zich een dergelijke situatie in feite permitteren.

Maar in de Sittardse carnavalswereld treffen we ook een heel andere situatie aan. Nemen we als voorbeeld De Pappegey, de carnavalskrant van de Sittardse Marotte. Zoals iedereen wel heeft kunnen opmerken is het taalgebruik en de schrijfwijze de laatste jaren duidelijk verbeterd. Teksten als die van Vorst Marot Frits I en van Prins Léon I zijn zonder meer goed verzorgd, geschreven met respect voor de eigen taal. Maar ook bijvoorbeeld de uitgave van de carnavalsvereniging De Narre uit Overhoven Klatsj en Kal heeft in dit opzicht een heel positieve ontwikkeling doorgemaakt.

Het kan toch natuurlijk niet zo zijn dat er in het Sittardse verschillende wijzen van benadering zijn van de eigen taal. En zeker niet als het twee organisaties betreft die zo’n grote rol spelen binnen de plaatselijke carnavalswereld. Laten we daarom nog maar eens een aantal zaken op een rij zetten.

Als alle carnavalsteksten in het Nederlands geschreven zouden zijn, dan denk ik dat we duidelijk een grote uniformiteit zouden bespeuren in zowel het taalgebruik als de spelling. Uiteraard, want dit is immers Nederlands! En als diezelfde teksten in, laten we zeggen, het Engels, het Frans of het Russisch geschreven zouden worden, dan zou men toch echt alle moeite doen om dit zo correct mogelijk te vertalen. Toch?

En nu het eigen dialect. Wat is er principieel anders? Goed, het taalgebied is “wat” kleiner, maar het dialect blijft een taal met (nog maar eens!) haar taaleigen en klankleer (en het daarbij horende spellingsysteem).

Conclusie: schriftelijk dialectgebruik doet niet onder voor welk ander taalsysteem ook.

Het ligt dus voor de hand: Respecteier dien taal…

F.W. (febr./mrt. 2018)

Cookieinstellingen