In 2020 stapten in Nederlandse gemeenten in totaal 59
wethouders op vanwege persoonlijke redenen of gezondheid.
In deze collegeperiode, die van 2018 tot 2022 loopt, zijn al meer wethouders dan ooit opgestapt omdat ze de politieke spanningen niet langer konden volhouden. Redenen daarvoor zijn de verruwing van de samenleving en het vele digitale werken sinds de coronacrisis, zegt directeur Jeroen van Gool van de Wethoudersvereniging donderdag op de website van Binnenlands Bestuur.
Binnenlands Bestuur laat elk jaar onderzoek doen naar wethouders in Nederland. In 2020 vertrokken in totaal 231 wethouders tijdelijk of definitief. Van hen kwamen er 109 door een politieke vertrouwensbreuk ten val. 59 wethouders werd het werk te zwaar en de rest verliet de gemeentepolitiek om uiteenlopende redenen. De onderzoekers stellen vast dat de nijpende financiële situatie van gemeenten een rol speelt: zorg en sociale voorzieningen kosten steeds meer geld, zodat er bezuinigd moet worden. Daardoor kunnen bestuurders beloftes over bijvoorbeeld zwembaden en bibliotheken niet nakomen.
Ook is het aantal fracties in gemeenteraden fors toegenomen, wat leidt tot een gebrek aan de wil tot samenwerken. Van Gool: "Er wordt steeds vaker gezocht naar een zondebok als iets niet gaat zoals gewenst. In plaats van de energie te richten op een oplossing of lessen die geleerd kunnen worden, gaat de energie zitten in het uitvergroten van een meningsverschil. De strijd om de vox populi verruwt." Volgens Van Gool heeft bijna de helft van alle wethouders daarnaast ook te maken met vormen van agressie, geweld en ondermijning.
Het digitaal vergaderen en het thuiswerken is veel wethouders in 2020 opgebroken. Ze hadden er last van dat ze geen natuurlijk contact met ambtenaren, inwoners en ondernemers konden onderhouden. Daarnaast is de digitale vergaderagenda steeds verder volgelopen. "Ieder gaatje in de agenda wordt opgevuld met een digitale bijeenkomst", aldus Van Gool.