Door de maatregelen die het
kabinet op
Prinsjesdag presenteert, gaan alle groepen er volgend jaar minder op vooruit dan het
Centraal Planbureau (CPB) vorige maand nog becijferde.
Dat blijkt uit de koopkrachtplaatjes die het ANP in handen heeft. Van het gemiddelde plusje van 1,1 procent blijft 0,7 procent over. Vooral uitkeringsgerechtigden krijgen er minder bij.
Het
CPB schatte vorige maand nog dat mensen met een uitkering er in doorsnee 2,1 procent op vooruit zouden gaan. Daar is na doorrekening van de Prinsjesdagstukken nog 0,7 procent van over. Mede daardoor zien de laagste inkomens, mensen die hooguit iets meer dan het minimumloon krijgen, van de eerder geraamde koopkrachtgroei van 1,4 procent nog maar 0,5 procent overblijven.
Maar ook alle andere inkomensgroepen houden na de ingrepen van het kabinet minder over in hun portemonnee dan anders het geval zou zijn geweest. Een verklaring daarvoor is dat de in het coalitieakkoord overeengekomen lastenverlichting volgens Haagse bronnen voor een deel naar later jaren is geschoven.
Werkenden krijgen volgend jaar niet 1 procent, maar 0,7 procent meer te besteden. Gepensioneerden gaan er in plaats van de eerder geraamde 1 procent, nu 0,6 procent op vooruit.