Op 3 maart 1958 ging het mis in de Staatsmijn Maurits in Geleen. Een deel van de mijn stortte in, waarbij 7 mijnwerkers onder het puin bedolven raakten.
Het Limburgsch Dagblad kopte die dag: "Zeven mijnwerkers bedolven bij instorting in de Maurits". Onder de slachtoffers waren twee Italianen, een Pool en een Engelsman. Geleen werd in die tijd niet voor niets de Waereldsjtad genoemd: mensen uit heel Europa kwamen hier werken in de mijn.
Rond 1958 werkten zo’n 6.500 mijnwerkers, oftewel koempels, ondergronds in de Maurits. Op dat moment was de Maurits de grootste steenkolenmijn van Nederland en de grootste tweeschachtenmijn van de wereld. Het werk was zwaar en gevaarlijk. Onder andere daardoor was er een sterke saamhorigheid (groepsgevoel). Toch werd de mijn in 1967 als eerste van Zuid-Limburg gesloten. Buitenlandse steenkool en het pas ontdekte aardgas uit Groningen waren goedkoper. Het leverde daarom te weinig op om in Nederland nog steenkool te winnen.
Nu, bijna 60 jaar na de sluiting van de Maurits, is in Geleen nog maar weinig te zien van het mijnverleden. Maar dankzij de vrijwilligers van de werkgroep Mijnverleden Staatsmijn Maurits van Heemkundevereniging Geleen blijft onze geschiedenis levend! Zij zorgen ervoor dat het mijnverleden van onze regio zichtbaar blijft en geven deze kennis door aan jongere generaties. Met dit mooie werk won de werkgroep vorig jaar de Nationale Erfgoedvrijwilligersprijs 2024.
Meer weten over de mijnen? Bezoek vanaf 5 april de tentoonstelling van Heemkundevereniging Geleen Wil je de mijn zien?, over de aanleg van Staatsmijn Maurits en de Cokesfabriek Maurits 110 jaar geleden.