In zorg en welzijn vooral bij kleinere arbeidsduur meer uren werken

24 nov , 19:20 Nieuws
ouderenzorg campagne
© Freep!k
Het CBS heeft onderzocht in hoeverre werknemers in zorg en welzijn meer of minder uren zijn gaan werken tussen 2021 en 2023 (vierde kwartaal).
Werknemers gingen vooral meer uren werken als zij een kleinere arbeidsduur (minder dan 24 uur) hadden. Werknemers met een grotere arbeidsduur (meer dan 28 uur) gingen vaker minder uren werken. Werknemers in zorg en welzijn veranderden daarmee hun arbeidsduur in zorg en welzijn het meest in de richting van een deeltijdbaan tussen 24 en 28 uur. Dit patroon was zichtbaar in alle leeftijdsgroepen. Dit blijkt uit nieuwe cijfers voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW).
Of werknemers meer of minder zijn gaan werken is bepaald door te kijken of zij tenminste 2 uur meer of minder zijn gaan werken in zorg en welzijn tussen 2021 en 2023. Het gaat dan dus over de wekelijkse arbeidsduur van alle zorg- en welzijnbanen van een werknemer. De wekelijkse arbeidsduur is berekend op basis van de basisuren (dus exclusief overwerkuren) van alle banen van een werknemer, dus inclusief banen buiten zorg en welzijn.
Het grootste deel van de werknemers in zorg en welzijn (50,9 procent) werkte na twee jaar evenveel uren in zorg en welzijn. 16,2 procent van de werknemers is na twee jaar meer uren gaan werken in zorg en welzijn, en 19,1 procent is juist minder uren gaan werken. 13,8 procent van de werknemers is gestopt met werken in zorg en welzijn. Zij zijn mogelijk geheel gestopt met werken. Ook kunnen zij zijn overgestapt naar een baan buiten zorg en welzijn, of nog wel werken in zorg en welzijn, maar nu gedetacheerd, bijvoorbeeld als zelfstandige of via een uitzendbureau.

Werknemers wijzigen hun arbeidsduur meestal in de richting van een grote deeltijdbaan

De meeste werknemers werkten in het vierde kwartaal van 2023 evenveel als in het vierde kwartaal van 2021. Werknemers met een arbeidsduur tussen 20 en 36 uur per week bleven het vaakst evenveel uren werken in zorg en welzijn in de onderzochte periode. Hoe kleiner de totale arbeidsduur van een werknemer, hoe vaker men (over een periode van twee jaar) meer uren is gaan werken in zorg en welzijn. Hoe meer uren de werkweek van een werknemer al had, hoe vaker men (gedurende de periode van twee jaar) minder uren is gaan werken in zorg en welzijn.

Bij een kortere arbeidsduur gaan vooral jongere werknemers meer uren werken 

Bij een kortere arbeidsduur (minder dan 20 uur) is leeftijd relevant: hoe jonger de werknemers zijn, hoe vaker zij meer uren zijn gaan werken. Bij de 55-plussers is het aantal werknemers dat meer uren ging werken een stuk lager: slechts 14 procent.
Bij een arbeidsduur van 20 tot 32 uur is het aandeel werknemers dat meer uren is gaan werken ook groter bij de jongste groep werknemers jonger dan 25 jaar (29 procent) en kleiner bij de oudste groep werknemers van 55 jaar en ouder (9 procent). Het aandeel werknemers dat juist minder uren ging werken is vrijwel gelijk over alle leeftijdsklassen (16 tot 21 procent).
Bij een arbeidsduur van 32 uur of meer is het patroon anders: veel werknemers zijn minder uren gaan werken, en dat geldt voor alle leeftijdsklassen. In de leeftijdsklassen jonger dan 25 jaar en 25 tot en met 34 jaar komt het het meest voor dat werknemers minder zijn gaan werken (33 en 32 procent). Dit heeft mogelijk te maken met het gegeven dat mensen in deze levensfase vaker kinderen krijgen en een gemiddelde werkweek van 32 uur of meer wellicht te veel is voor de combinatie van werk en gezin.
Op de website van het AZW onderzoeksprogramma is meer te lezen over dit onderzoek en worden aanvullend initiatieven besproken om het arbeidspotentieel van werknemers in zorg en welzijn te vergroten.