Investeerders stapten vorig jaar massaal in
woningen. Volgens het
Kadaster zijn er nog nooit zoveel woningen verkocht aan investeerders als afgelopen jaar.
Met name huizen in de vier grote steden vielen vaak ten prooi aan mensen die er niet zelf in gingen wonen. Volgens consumentenprogramma Kassa ging het om een derde van de woningen in Amsterdam en zelfs 40 procent van de huizen in Den Haag.
Het Kadaster merkt ook op dat investeerders ook buiten de grote steden steeds vaker hun slag slaan. Een van de oorzaken van hun huizenhonger is de wijziging van de
overdrachtsbelasting. Sinds 1 januari 2021 betalen particuliere investeerders 8 procent in plaats van 2 procent overdrachtsbelasting voor woningen waarin ze niet zelf gaan wonen.
Vooral in het slotkwartaal van vorig jaar nam het aantal transacties door investeerders een vlucht om zo nog te profiteren van het lagere tarief. Dat zorgde ervoor dat het totale aandeel gekochte woningen door investeerders in heel Nederland opliep. Van de circa 8 miljoen woningen in Nederland zijn er inmiddels circa 680.000 in handen van particuliere investeerders. Doordat investeerders zich bij het slot van 2020 op de huizenmarkt stortten, liepen de huizenprijzen nog harder op.
Dit veroorzaakte weer problemen voor starters op de woningmarkt. Zij kunnen vaak niet opbieden tegen de particuliere investeerders. En als ze hetzelfde huis vervolgens willen huren, worden ze geconfronteerd met hoge huurprijzen. Verder stelden veel jonge starters de aankoop van hun woning uit tot in het nieuwe jaar. Starters tot 35 jaar krijgen sinds 1 januari namelijk vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij de aankoop van hun eerste huis.
Deze week stemde de Tweede Kamer in met een zelfbewoningsplicht voor een periode van vijf jaar. Gemeenten krijgen dan de mogelijkheid bepaalde wijken aan te wijzen waarbij de koper van een woning daar minimaal vijf jaar zelf moet wonen voor het pand verhuurd kan worden.