Het
Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zet in strafzaken steeds vaker verwantschapsonderzoek in.
Het zoeken naar verwanten in de DNA-databank leidt in een op de tien zaken tot een doorbraak, aldus het
NFI woensdag.
Exact tien jaar geleden werd het juridisch mogelijk om DNA-verwantschapsonderzoek toe te passen in zware strafzaken, zoals moord- en zedenzaken. In de zaak van Marianne Vaatstra kon het NFI op de dag dat de nieuwe wet in werking trad meteen beginnen. Later stonden duizenden vrijwilligers wangslijm af voor een grootschalig verwantschapsonderzoek. Het leidde tot de veroordeling van Jasper S.
Verwantschapsonderzoek begint met het zogeheten ‘familial searching’ in de DNA-databank, waarbij onderzoekers hopen dat een daderspoor uit een zaak in enige mate overeenkomt met een profiel van iemand in de databank. Bij familiebanden kan dat de politie leiden naar bijvoorbeeld een verdachte broer, vader of oom.
Familial searching is inmiddels in ruim 120 zaken ingezet. DNA-deskundige Arnoud Kal: “Als we zo’n vijftien zaken per jaar doen, duurt het nog honderd jaar voordat we alle cold cases een keer hebben onderzocht. We hebben namelijk meer dan 1500 cold cases in Nederland.” Kal wil daarom proberen alle dadersporen uit ernstige zaken te vergelijken met alle 360.000 mensen in de DNA-databank. De computers bij het NFI hebben daarvoor voldoende rekencapaciteit.
‘Alles op alles’ is de werktitel van zijn plan. Het NFI verkent samen met het Openbaar Ministerie hoe ze dit plan willen vormgeven binnen de huidige wetgeving. Het NFI verwacht er niet een op de tien zaken mee op te lossen zoals gewoonlijk is bij familial searching, erkent Kal. “Maar als het een op vijftig is, los je toch in één klap tientallen cold cases en actuele zaken op.”
De databank groeit jaarlijks met zo’n 20.000 personen. Daarom is ook het herhalen van zoekacties steeds nuttiger.