Nieuwe afspraken moeten zoveel mogelijk voorkomen dat mensen met een huurachterstand hun huis uit worden gezet vanwege de oplopende (energie)kosten.
Woonminister Hugo de Jonge heeft daartoe afspraken gemaakt met belangenorganisaties voor huurders, brancheverenigingen en de gemeenten (VNG). Soortgelijke afspraken werden ook gemaakt tijdens de coronacrisis in 2020 en 2021.
De kern is dat in een vroeg stadium wordt gesignaleerd dat een huurder achterop raakt met de huurbetalingen. Gemeenten doen daarop een voorstel voor hulpverlening aan de huurder. Als de rechter niettemin oordeelt dat een huurder uit huis mag worden gezet, dan zullen verhuurders dat niet doen als de betrokkene een schuldhulpverleningstraject aangaat. Als de huurder de afspraken niet nakomt of de huurschuld verder laat oplopen, dan komt huisuitzetting alsnog in zicht.
Omdat de oorzaak van de
betalingsproblemen verschillend zijn, en tijdelijk of structureel van aard zijn, wordt de oplossing afgestemd op de situatie en de behoefte van de huurder. Ook zullen de betrokken organisaties de huurders actief wijzen op allerlei regelingen die de overheid heeft ingesteld om mensen te ondersteunen bij de hoge kosten.
De nieuwe afspraken zijn gemaakt op verzoek van de Tweede Kamer. De Jonge denkt dat hiermee een volledig verbod op huisuitzettingen (vanwege betaalachterstanden) niet noodzakelijk is.