In onze vorige columns hebben we gesproken over de bekende Sittardse Diftongering (S.D.) en ook over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan.
Vatten we het geheel nog eens kort samen:
1. alleen de lange klinkers ee-oo-eu kunnen diftongeren, dat wil zeggen: een tweeklank (=diftong) worden en wel ei-ou-ui;
2. dit is alleen mogelijk als er sprake is van een stoottoon.
Een voorbeeld: veer (4) heeft een stoottoon en kan diftongeren tot veier, maar veer (wij) heeft een sleeptoon en kan dat dus niet: het blijft gewoon veer.
Wel/geen diftongering?
Nu blijkt die diftongeringsregel in het Sittards toch heel wat complexer te zijn. Er is immers sprake van een merkwaardig probleem: er zijn nogal wat woorden die aan alle voorwaarden voldoen en die toch niet kunnen diftongeren.
Zetten we eens een aantal gevallen op een rij (Let wel: het zijn alle de bekende klinkers met stoottoon!)
A. met diftongering B. zonder diftongering
veer > veier verkeer(d) = verkeer(d)
voot (voet) > vout poot = poot
veule(voelen) > vuile peune (zoenen) = peune
Nog enkele voorbeelden: peut (poten), fees, heer, boon, groot, geweun, heure. Deze groep is overigens groter dan men wellicht denkt. Probeer het maar eens: zoek woorden in het Sittards die
1. een ee-oo-eu als klinker hebben, die
2. bovendien ook nog een stoottoon hebben én
3. toch niet diftongeren!
Verklaring
Hoe kan dat nou? Dezelfde voorwaarden en toch geen diftongering? Het probleem zit in 'dezelfde voorwaarden'. Natuurlijk, in al die gevallen is er sprake van stoottoon. Het probleem zit in de klanken ee-oo-eu van groep A. en ee-oo-eu van groep B. Ogenschijnlijk zijn deze klinkers gelijk, maar in werkelijkheid verschillen de klinkers van groep A. en B. van elkaar. Voor ons taalgevoel zijn ze gelijk, samengevallen, maar taalhistorisch gezien hebben ze een totaal andere achtergrond en ontwikkeling. Dus de ee van groep A. is in feite niet identiek aan de ee van groep B. Eenzelfde redenering geldt uiteraard voor de oo en de eu.
Het zou in het kader van deze columns te ver gaan hier nader op in te gaan: die taalhistorische context is bijzonder ingewikkeld! Wellicht kunnen we met een beeld uit de biologie het een en ander verduidelijken.
Taalhistorisch gezien hebben de klinkers uit groep A. andere genen dan die uit groep B, want ze zijn op een andere manier ontstaan en ze hebben zich ook totaal anders ontwikkeld. Het merkwaardige feit doet zich nu voor dat de genen van de klinkers uit groep A. wel diftongering toestaan en die van de klinkers uit groep B. dit juist verhinderen!
Men kan niet anders dan concluderen dat die Sittardse Diftongering in wezen vele malen complexer is dan menigeen denkt. Want uit het bovenstaande kan men nog een extra voorwaarde afleiden: diftongering is alleen mogelijk bij de bekende drie lange klinkers met stoottoon die dan ook nog eens over de 'juiste' genen moeten beschikken!
Wanneer is die S.D. nu ontstaan?
Nu, dat is een interessante vraag waarop niet zo gemakkelijk een antwoord kan worden gegeven. Het is natuurlijk niet zo dat een precies jaartal kan worden aangegeven. Immers, taaleigenschappen hebben geen 'geboortedatum'; men kan achteraf slechts constateren dat ze in een bepaalde periode ontstaan moeten zijn en vervolgens zich zodanig ontwikkeld hebben dat ze een (vaste?) plaats in het taaleigen veroverd hebben.
Maar er zijn natuurlijk meer vragen. Bijvoorbeeld: waarom of waardoor ontstaat eigenlijk zo’n nieuwe eigenschap? En waarom blijft die in Limburg beperkt tot Sittard en omliggende plaatsen, en waarom bereikt ze plaatsen als Doenrade, Geleen, Born en Susteren niet?
De S.D. is volgens de grote Sittardse taalkundige Willy Dols (1911-1944) vastgesteld in een geschrift uit 1571. Dat betekent natuurlijk niet dat de S.D. toen ontstaan is. Nee, ze bestond toen al, anders was ze niet in een officiële tekst terecht gekomen. Met redelijke zekerheid kan men aannemen dat deze taaleigenschap ontstaan moet zijn in de 14e eeuw.
De toekomst van de Sittardse Diftongering
Hoewel de S.D. dus al enkele eeuwen oud is, rijst toch de vraag of ze zich in het Sittards een definitief vaste plaats heeft weten te verwerven.
Er zijn namelijk drie factoren die negatief kunnen inwerken op die positie.
Hoe men de zaak ook keert of wendt, taalontwikkeling, d.w.z. verandering, is er altijd geweest en zal ook zeker in de toekomst gebeuren. De maatschappij verandert en daarmee ook de taal in die maatschappij.
F.W. (juli 2015)