Vele tienduizenden tellers speuren vrijdag, zaterdag of zondag hun tuin of balkon weer af naar tuinvogels tijdens de
Nationale Tuinvogeltelling.
De mus voert al jaren de lijst aan als meest getelde vogel in de wintertuin, gevolgd door het koolmeesje. De Tuinvogeltelling bestaat 20 jaar en is ondertussen zo bekend dat het fenomeen recent is opgenomen in het Netwerk Immaterieel Erfgoed Nederland, zegt Vogelbescherming Nederland, organisator van de telling.
De Tuinvogeltelling is heel populair. Vorig jaar deden 170.000 tellers mee. In de coronajaren liep het aantal tellers volgens Vogelbescherming op naar meer dan 200.000. Het is de bedoeling dat mensen een half uur bijhouden welke vogels in hun tuin of op hun balkon neerstrijken. Via een app kunnen ze de vogels op naam brengen en ook het resultaat van hun telling doorgeven. De gegevens worden gebruikt voor het beheer en de bescherming van tuinvogels.
Doordat er al zo’n lange tijd wordt geteld zijn trends te ontdekken in het voorkomen van tuinvogels. Zo rukt de halsbandparkiet op van stadsparken in Den Haag en Amsterdam naar het oosten van het land. Met de merel gaat het een poos niet goed. Vorig jaar daalde het gemiddelde aantal merels per tuin van vier naar twee. Andere vogels die vaak worden gezien zijn onder meer de pimpelmees, de houtduif en de kauw. Als het tijdens de teldagen erg koud is worden volgens de Vogelbescherming meer spechten en roofvogels gezien.