Tijdelijke contracten, de stagnatie van inkomens, oplopende studieschulden, de krapte op de huizenmarkt en de hoge inflatie.
Dit alles heeft de economische positie van jonge mensen onder druk gezet. Maar leidt het er ook toe dat jongvolwassenen het krijgen van hun eerste kind uitstellen? Daniël van Wijk, onderzoeker bij het demografisch instituut NIDI, zocht het uit aan de hand van registerdata uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het CBS. Hij promoveerde op dit onderwerp op 25 september jl. aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Inwoners van rijke landen beginnen op steeds latere leeftijd aan kinderen. Van Wijk: ‘Als verklaring voor dit uitstel van ouderschap wordt vaak gewezen op de slechte economische positie van jongvolwassenen. Er was echter nog veel onbekend over de relatie tussen economische kenmerken en de geboorte van het eerste kind. In mijn proefschrift heb ik onderzocht in hoeverre, wanneer en voor wie verschillende economische kenmerken van invloed zijn op de kans om een eerste kind te krijgen. Dat heb ik niet alleen onderzocht voor Nederland, maar ook voor 7 andere landen in de wereld.’
Van Wijk maakte voor zijn onderzoek gebruik van registerdata over de gehele Nederlandse bevolking uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het CBS. Hij selecteerde alle personen die op 1 januari 2006 tussen de 15 en 30 jaar oud waren en die in de loop van 2006 definitief hun opleiding afrondden of verlieten. Deze personen volgde hij tot en met 2018.
Wat is nu de belangrijkste conclusie uit het onderzoek? Van Wijk: ‘De hoofdconclusie is dat er in ons land een sterk verband bestaat tussen het hebben van een goede economische positie en de geboorte van het eerste kind. Zowel mannen als vrouwen willen een baan hebben voordat ze een eerste kind krijgen, liefst een baan met een vast contract. Ook willen ze voldoende inkomen hebben. Mensen die geen vaste baan hebben en onvoldoende inkomen stellen het krijgen van een kind uit. Dat geldt ook voor mannen en vrouwen die in het verleden werkloos zijn geweest en lage inkomens hebben gehad. De slechte economische positie van jonge mensen kan er daardoor ook in de toekomst voor zorgen dat de leeftijd waarop zij hun eerste kind krijgen stijgt.’ Volgens Van Wijk maakt zijn onderzoek duidelijk dat er een verband is tussen een ongunstige economische situatie van jongvolwassenen en uitstel van ouderschap.
Het onderzoek van de promovendus wijst verder uit dat vrouwen met een vaste baan de grootste kans hebben om moeder te worden. Bij mannen is de kans om een eerste kind te krijgen het grootst onder zzp’ers en mannen met een vast arbeidscontract. ‘Bij mannen en vrouwen die niet werken, bestaat de kleinste kans om vader of moeder te worden. Binnen deze categorie niet-werkenden zijn het vooral mannen en vrouwen in de meest kwetsbare economische positie die het krijgen van kinderen uitstellen, bijvoorbeeld personen met een bijstandsuitkering. Daarnaast speelt ook de hoogte van het inkomen een belangrijke rol bij de beslissing om een kind te krijgen. Mannen met een hoog inkomen hebben een grotere kans om vader te worden dan mannen met een laag inkomen. Bij vrouwen zien we een minder duidelijke relatie tussen het inkomen en de kans op een eerste kind. Daarnaast laat het onderzoek zien dat mannen en vrouwen die in het verleden werkloos zijn geweest of een laag inkomen hadden ook nu een kleinere kans hebben om een eerste kind te krijgen.’
Samenvattend concludeert Van Wijk dat gunstige objectieve economische kenmerken zoals werk, hoge inkomens en vaste contracten de komst van een eerste kind in ons land versnellen. ‘Daarentegen blijken subjectieve percepties van economische onzekerheid – bijvoorbeeld ongerustheid over het verlies van een baan in de toekomst – niet van invloed op de kans om een eerste kind te krijgen.’
Ook in andere rijke landen, zoals Amerika, Australië en Duitsland, blijkt er een sterk verband te zijn tussen het verdienen van een hoog inkomen en het krijgen van een eerste kind, met name in het afgelopen decennium. ‘Dit laat zien dat het verdienen van voldoende inkomen niet alleen in Nederland maar ook in andere landen een belangrijke voorwaarde is waar mensen aan willen voldoen voordat ze aan kinderen beginnen.’
Nederlanders krijgen op steeds latere leeftijd een eerste kind. Vrouwen waren in 1991 gemiddeld nog 27,8 jaar oud op het moment dat ze hun eerste kind kregen. In 2021 was dat gestegen tot 30,3 jaar. Ook mannen zijn steeds ouder op het moment dat ze voor het eerst vader worden.