In de eerste maand van 2025 waren er 386 duizend werklozen. Dat is 3,8 procent van de beroepsbevolking.
Hiermee is het werkloosheidspercentage voor het eerst in vijf maanden gestegen. De toename van de werkloosheid kwam niet doordat meer mensen hun baan verloren, maar doordat meer mensen op zoek gingen naar werk en niet direct werk vonden. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers. UWV registreerde eind januari 189 duizend lopende WW-uitkeringen.
In de maanden november tot en met januari kwamen er gemiddeld per maand 3 duizend werklozen en 15 duizend werkenden bij. Daarmee waren er in januari 2025 9,8 miljoen mensen met betaald werk. Daarnaast hadden 3,6 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar geen betaald werk. Naast de 386 duizend werklozen waren er 3,2 miljoen mensen die niet kort geleden naar werk hebben gezocht en/of daarvoor niet direct beschikbaar waren. Dit zijn vooral mensen die met pensioen zijn, of niet kunnen werken door ziekte of arbeidsongeschiktheid. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Het aantal mensen buiten de beroepsbevolking nam gemiddeld over de afgelopen drie maanden met 17 duizend per maand af.
Eind januari registreerde UWV 189,5 duizend werkloosheidsuitkeringen. Dat zijn er 14,6 duizend meer dan een maand eerder (8,4 procent). Er kwamen in januari 37,1 duizend nieuwe WW-uitkeringen bij, en er werden 22,5 duizend uitkeringen beëindigd. Net als voorgaande jaren is ook in de eerste maand van 2025 het aantal lopende WW-uitkeringen gestegen ten opzichte van december 2024. Aan het eind van het jaar lopen veel arbeidscontracten af.Het aantal werkloosheidsuitkeringen nam in januari het meest toe in de sectoren detailhandel (15,3 procent), cultuur (15,1 procent) en bouw (13,6 procent).
De werkloosheid nam in januari in alle leeftijdsgroepen toe, maar het meest onder jongeren. Het werkloosheidspercentage onder 15- tot 25-jarigen steeg van 8,7 naar 8,9. De jeugdwerkloosheid neemt al langere tijd toe, maar is nog steeds relatief laag in vergelijking met eerdere jaren. Het percentage jongeren met betaald werk nam sinds 2021 ook toe, maar is in 2024 voor het eerst weer licht afgenomen. Zie ook: Geen verdere toename van jongeren met betaald werk.
De ontwikkeling van de werkloosheid is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. In het schema hieronder staan deze stromen. De figuur daaronder laat zien hoe die verschillende stromen zich in de afgelopen jaren ontwikkelden.
De werkloosheid kan toe- of afnemen door vier verschillende stromen. Twee van die stromen kunnen de werkloosheid laten dalen. De eerste is de stroom van werklozen die een baan vinden. De tweede is de stroom van werklozen die stoppen met zoeken, en de arbeidsmarkt - en dus de beroepsbevolking - verlaten. In totaal waren er in januari 229 duizend mensen die drie maanden eerder nog werkloos waren.Er zijn ook twee stromen die de werkloosheid kunnen laten stijgen. Het gaat om werkenden die hun baan verliezen, en om mensen die zich eerder niet aanboden op de arbeidsmarkt, maar op zoek zijn gegaan naar werk. Als ze niet meteen werk vinden, worden ze deel van de werkloze beroepsbevolking. Het totaal aantal mensen dat werkloos werd, was in januari met 238 duizend mensen hoger dan het aantal werklozen dat werk vond of uitstroomde naar de niet-beroepsbevolking (229 duizend). Dit kwam voornamelijk door een toename van het aantal mensen die vanuit de niet-beroepsbevolking op zoek gingen naar werk, niet direct werk vonden en dus werkloos werden. Daardoor nam het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden toe met gemiddeld 3 duizend per maand.
Het CBS publiceert iedere maand over de beroepsbevolking volgens de richtlijnen van de International Labour Organization (ILO). De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet een-op-een vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking. Voor meer uitleg over de verschillen tussen de bronnen, zie de technische toelichting.