De ‘Zittesje revuu’ en Toon Hermans

Foto: Archief Sittard-Geleen

Velen kennen Toon Hermans als een geweldige cabaretier, maar slechts weinigen weten dat hij een enorme invloed heeft gehad op de Sittardse revuecultuur.

De op 17 december honderd jaar geleden in de Parklaan geboren Antoine Gérard Théodore Hermans leverde, in navolging van de grondleggers van het eerste uur zoals onder andere Zef Dullens en Harie Peters, een enorme bijdrage aan het verankeren van de revuecultuur in Sittard.

Het Sittardsche Revuegezelschap

Toon Hermans was nog jong toen men in Sittard al in de gaten had dat men met een buitengewoon talent te maken had. In 1931 startte op het biljart van het voormalige Sittardse café Victoria de theaterloopbaan van Toon Hermans. Zijn eerste optredens waren imitaties van destijds bekende personages. Drie jaar later (1934) bracht de carnavalsvereniging van Toon Hermans, de Aanhauwtesch, de revue Mer moud hauwte op het toneel. Sjeng Bronneberg speelde hierin de hoofdrol en tevens was er op voorspraak van René Beckmans een rol weggelegd voor de jonge Toon Hermans. In de pauze voerde hij de succesvolle Weltreis op.

Met zijn optreden had Toon Hermans naam en faam gemaakt in Sittard en een paar maanden later richtte hij het Sittardsche Revuegezelschap op. Voor dit gezelschap was hij als toneelspeler en zanger erg belangrijk. Daarnaast schreef hij ook teksten voor de revue, regisseerde voorstellingen en schilderde decors. Het Sittardsche Revuegezelschap debuteerde in het Sint Jozefgebouw aan de Engelenkampstraat met de ‘Bonte Avond’. De theaterzaal was helemaal uitverkocht. Later werd de zaal van café Ober Bayern gebruikt, terwijl de repetities meestal plaatsvonden in café Notre Dame op de Markt in Sittard of in het Phillokaal.

toon-revue-img-2483

Inkomsten

In 1935 zag de revue Zeg, hoe vind je dat? het levenslicht. De door Toon Hermans geschreven, geregisseerde en voor een belangrijk deel ook zelf gespeelde revue was een ware beleving. In een historisch radiogesprek met Nico Jessen van de Regionale Omroep Zuid, het huidige L1, geeft Toon Hermans aan dat hij zich kan herinneren dat hij voor de voorstelling de zaal binnen kwam en zag dat op alle stoelen een papiertje lag. De zaal was uitverkocht en vol trots kon hij zijn moeder de inkomsten overhandigen die tevreden stapeltjes maakte van de verdiende stuivers, dubbeltjes en kwartjes.

Liefde voor zijn geboortestad

Toon Hermans was zo creatief dat hij meerdere malen per jaar een revue schreef. Daarnaast bleef hij actief zijn bijdrage leveren aan de bonte avonden van zijn carnavalsvereniging ‘de Aanhauwtesch’. Toon Hermans en zijn medewerkers hadden veel succes en de zalen waren steevast uitverkocht bij voorstellingen zoals Leve de pret, Confetti, Boem en Lachbombardementen. Toon was altijd de ‘grote’ artiest en vooral zijn imitatie tijdens het Cabaret der Onbekenden (1937) in Heerlen van de clowneske, Nederlandse komiek Johan Buziau maakte indruk.

Veel scenes en liedjes in zijn voorstellingen waren gebaseerd op actuele situaties in Sittard en zijn liefde voor zijn geboortestad. Opvallend was dat de voorstellingen allemaal in het Nederlands opgevoerd werden. Pas in de revue Confetti werd door Nou van de Bout (Pfennings) een voordracht in het Sittards dialect gehouden. Naast Toon Hermans waren bij het Sittardsche Revuegezelschap en de voorstellingen van de Aanhauwtesj meer personen verdienstelijk zoals onder andere Sjeer Pfennings, Wil Heuts, Lambaer Claessen, Mia Courage, Agnes Dols, Anneke Könings en Vic Habets.

De revue in de oorlogsjaren

Op het einde van de dertiger jaren speelde Toon Hermans op de Bòntje Mander Aovend twee Sittardse sketches: Bie Kobus in de fitsezaak en De nuuje middesjtandskursus. Op 1 februari 1940, vlak voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, werd in het Forumtheater de voorstelling Is dat dan niks Marie opgevoerd. Een revue met 22 scènes die stuk voor stuk door de toenmalige burgemeester Coenders vooraf gelezen en goedgekeurd werden. Nederland was immers neutraal en onderwerpen over de Duitsers of Hitler moesten vermeden worden.

Ook tijdens de oorlogsjaren had men behoefte aan ontspanning en plezier. In de eerste periode van de oorlog werden maar liefst vier producties op de planken gebracht: Lachen is troef, Feestparade, Alles is oké en Bòntje Perpluu. Naast lol en plezier waren deze voorstellingen ook maatschappijkritisch en werd ook aandacht besteed aan de problemen die de oorlog met zich meebracht zonder de Duitsers op de spreekwoordelijke kast te jagen.

In februari 1941 viert Toon Hermans met Feestparade zijn vijftigste Sittardse revue-productie. Deze keer schilderde Zef Hermans de decors, was kapper Busard actief als grimeur en zorgde de firma Pfennings-Storms voor de aankleding van de bühne. De oorlogssituatie werd echter steeds grimmiger. Tevens moest de revue-organisatie lid worden van de door de Duitsers ingestelde Nederlandse Kultuurkammer wat hen noopte tot het tijdelijk stopzetten van de uitvoeringen.

Opnieuw Sittardse revues

Na de bevrijding van Sittard op 18 september 1944 werd echter alweer snel gedacht aan de Sittardse revue. Toon Hermans verbleef in die periode in Amsterdam en maakte daar de hongerwinter mee. De Mander bracht de revue De Mander scheite aaf, de V-II. Vanwege de afwezigheid van Toon Hermans had zijn broer Zef de artistieke leiding en maakte Jan, de andere broer van Toon, de decors.

In juli 1945 haalde Wil Heuts zijn vriend Toon Hermans uit Amsterdam naar Sittard. Samen bekeken ze de tekst van de nieuwe Manderrevuu. Toon Hermans was niet tevreden en schreef een nieuwe revue: D’n Ieskas. Een van de hoogtepunten in deze productie was de ode aan de stadsfiguur Zefke Mols die in een schilderijlijst op het podium stond.

In het najaar van 1946 werd de geweldige revuu Tara boem diejee (ook wel bekend onder de titels Cocktail Tararaboemdiejee, Mander-Cocktail of Mander-Komedie) gepresenteerd. Toon Hermans liet in deze voorstelling ook operazangers uit Amsterdam optreden. Hij belooft na afloop van deze revue aan Karel Hendriks en Wil Heuts dat hij jaarlijks een Sittardse revue zou maken. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Nadat nog enkele verenigingen zoals de Sittardse Boys, de Kraaien van VVS en de Marotte eind jaren veertig de revuedraad weer opgepakt hadden, viel met de revue Lach dich krank, dan bèste gezòndj in 1949 het revuudoek voorlopig. De Laammaekesj moesten 3 x 11 jaar wachten voordat er in 1981 weer een Sittardse revue op de planken zou komen.

drieluik-toon

Expositie historie ‘Zittesje revue’

Inmiddels zijn er sinds 1981 weer elf producties op de planken gebracht. Vanaf 11 november 2016 zal de nieuwste productie Oppe Tied het levenslicht zien, waarin uiteraard stilgestaan wordt bij een van de invloedrijke personen met betrekking tot de Zittesje revuecultuur, Toon Hermans. Voordat echter de revue Oppe Tied in prémière gaat, is vanaf vrijdag 26 augustus een expositie te bezoeken over de historie van de Zittesje revue in het voormalige V&D-warenhuis aan de Markt in Sittard.

De expositie, die naadloos aansluit bij de Toon Thuis tentoonstelling in hetzelfde pand, geeft een inkijk in de ontwikkeling van de Zittesje revuu door de jaren heen met interessante kledingstukken, maquettes van oude decors, foto’s uit een ver en recent verleden, geluidsfragmenten van mooie revueliedjes en beeldmateriaal van de revues vanaf 1981 tot heden. Bijzonder zijn ook de aanwezige maskers van burgemeester en wethouders, gemaakt door visagiste Sasja Jans, die gebruikt zijn in de revue van 2013. Kortom, de expositie geeft een inkijk in het rijke verleden van deze voor Sittard zo belangrijke theatertraditie.

Tekst: Nico Jessen / Joska Muijtjens

Cookieinstellingen