Respecteier dien taal (nr. 27) – Woróm sjrif me dat zo…?

Foto: Sittard-Geleen.nieuws.nl

Het is nu de tijd rond carnaval. Vastelaovend zullen sommigen blijven zeggen. Voor mij maakt het niet veel uit: ik vind het sowieso een fantastisch feest dat traditiegetrouw wordt afgesloten door Aswoensdag.

Maar het is ook de tijd waarin enorm veel geschreven wordt – en wel het liefst in het eigen dialect: liedjes, proclamaties, uitnodigingen, carnavalskranten, toespraken. Een hele verzameling van allerlei soorten teksten rond één thema: carnaval/vastelaovend.

Het is ieder jaar weer erg de moeite waard deze teksten eens nader te bekijken. Natuurlijk, ze staan vol met clichés, dat wel, maar het taalgebruik van het plaatselijk dialect is toch vaak heel ‘bijzonder’!

Wat vooral opvalt, is de spelling die men gebruikt! Soms lijkt het of er geen enkel spellingssysteem bestaat en wordt er gewoon op ‘gevoel’ dialect geschreven. Je vraagt je dan wel eens af of er werkelijk geen enkele belangstelling voor deze vormgeving van een tekst (= de spelling) bestaat. Het lijkt wel dat er in het dialect bij de spelling van alles mag en ook mogelijk moet zijn. Zelfs bij grote carnavalsverenigingen schort het op dit punt aan een kritische noot. Of wellicht – en dat is natuurlijk pijnlijker – aan gebrek aan kennis of mogelijke desinteresse!

Gelukkig zien we ook andere ontwikkelingen. Verschillende carnavalsverenigingen die de spelling van hun dialect niet goed beheersen, vragen om advies. Zo is het niet verwonderlijk dat de Willy Dols Stichting als specifiek taalinstituut, bij herhaling om advies gevraagd wordt. Wij zijn immers van mening dat teksten óók qua spelling er verzorgd moeten uitzien. En dat betekent dus: aandacht besteden aan de tekst zelf en ook aan de wijze waarop die wordt weergegeven: de spelling. Ook dat is mijns inziens een vorm van ordening en (taal-)cultuur.

Er is echter een opvatting die uitgaat van een totaal andere benadering. Het uitgangspunt is: de tekst zelf staat centraal en het gebruik van de spelling is daaraan ondergeschikt en moet vanuit dat standpunt zeer ruim worden opgevat. Dat wil zeggen: niet teveel strakke regels, je erg soepel opstellen t.a.v. de spelling van dialectteksten.

Als verklaring wordt dan gegeven;

de spellingregels van het Limburgs zijn niet eenduidig, want ze liggen niet vast en zijn moeilijk hanteerbaar.
Hierbij kan men opmerken dat bij de erkenning van het Limburgs als streektaal (1997) ervan uitgegaan werd dat er ook gezorgd moest worden voor een standaardisering van de spelling met overzichtelijke en consequente regels. Dat is dan ook gebeurd: het is de Spelling 2003 van de Limburgse dialecten. Zij is zowel door Veldeke Limburg als de Raod veur ’t Limburgs (het adviesorgaan van de Provincie Limburg op het terrein van o.a. het Limburgs) als de standaardspelling van het Limburgs aangenomen. Sindsdien wordt ze ook wel – maar onjuist – kortweg de Veldeke-spelling genoemd.

de spelling is te moeilijk, want er zijn veel te veel tekens. Wat velen blijkbaar niet weten is dat de klankleer van het Limburgs complexer is dan die van het Nederlands. Dat betekent dat er klanken in voorkomen die je op een andere manier moet weergeven omdat de standaardtaal niet over die mogelijkheden beschikt. Daarbij wordt er vooral op gelet dat de klankkenmerken globaal worden weergegeven en niet allerlei klankdetails. Wil men dat laatste bereiken, dan moet men inderdaad heel wat extra tekens gebruiken die het lezen alleen maar bemoeilijken.

Want, wat is eigenlijk de kern van een spelling?

Een hoofdkenmerk van een evenwichtige spelling is de herkenbaarheid, d.w.z. dat een geschreven woord gemakkelijk herkend moet worden, men kan het als het ware met een half oog lezen en begrijpen. Dan pas kan er van ‘lezen’ worden gesproken: onze ogen dwalen rustig over de woorden heen. Is er echter duidelijk sprake van een andere spelling, dan betekent dit dat die herkenbaarheid niet meer vanzelfsprekend is, het lezen verloopt heel wat stroever.

Neem een zin als: De trijn ariveerd tog niet om agt uur, maar om neege. Nu, de boodschap van de tekst is duidelijk, maar erg soepel leest deze zin niet: er zijn teveel afwijkingen van de standaardspelling.

Nog erger wordt dit als de woorden fonetisch worden geschreven, een verschijnsel dat in Limburgse teksten nogal frequent voorkomt. Enkele voorbeelden: staasje in plaats van stage, powezie in plaats van poëzie.

Rest toch een vraag: waarom accepteren we in het Nederlands niet de afwijkingen van de spelling in het zo juist genoemde zinnetje, maar wel in het dialect? Is dat dialect dan toch minder waard, staat het toch niet op hetzelfde niveau?

Laten we duidelijk zijn: er bestaat een goed onderbouwde en hanteerbare spelling van het Limburgs (Spelling 2003 van de Limburgse dialecten). Maar men moet zich wel de moeite doen er serieus kennis van te nemen en niet op voorhand en zonder kennis van zaken een afwijzend oordeel over uit te spreken!

Dat de genoemde spelling in de praktijk heel goed en consequent hanteerbaar is, blijkt wel uit de spellinggids voor het hedendaags Sittards: ’t Gruin Buikske van ’t Zittesj, een uitgave van de Willy Dols Stichting. We merken overigens dat deze gids hoe langer hoe meer als standaardwerk voor het Sittards gezien wordt.

Oproep voor optochtdeelnemers

Neemt u met een mooie verzorgde wagen of groep deel aan de optocht of gaat u wellicht als Einzelgänger mee? Let er dan ook op dat uw teksten er verzorgd uitzien. Maar uiteraard ook buiten het vastelaovesseizoen staan wij graag voor u klaar met onze adviezen over het taalgebruik en de spelling van het Sittards.

Neem gerust even contact met ons op en stuur een e-mail aan [email protected]; wij zijn u graag van dienst!

F.W.; januari 2017

Cookieinstellingen