4 op de 10 Nederlanders hebben angst- of depressiegevoelens

11 sep , 13:10 Nieuws
depressief mentale problemen gezondheid
© Freep!k
In 2023 had 42 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder angst- of depressiegevoelens in de afgelopen 4 weken.
Dat is een daling ten opzichte van 2022, maar nog altijd hoger dan in de jaren voor corona. Onder vrouwen komen angst- of depressiegevoelens meer voor dan onder mannen. 18- tot 25-jarigen hebben het vaakst dergelijke gevoelens. Dit melden het CBS en het Trimbos-instituut op basis van nieuwe cijfers uit de Gezondheidsenquête.
Het aandeel 12-plussers met angst- of depressiegevoelens (in de afgelopen 4 weken) nam tussen 2014 en 2020 toe, van 36 naar 40 procent. In coronajaar 2021 nam het toe naar 44 procent, een niveau dat aanhield in 2022. In 2023 is het aandeel mensen met angst- of depressiegevoelens weliswaar gedaald, maar ligt het nog altijd hoger dan voor corona. Het aandeel vrouwen dat te maken had met angst- of depressiegevoelens lag op 48 procent, onder mannen was dat 37 procent. Dit verschil is sinds 2014 ongeveer hetzelfde gebleven.

Meeste angst- of depressiegevoelens onder jongvolwassenen

Onder mensen van 65 jaar of ouder is het voorkomen van angst- of depressiegevoelens tussen 2014 en 2023 nauwelijks veranderd. Onder de andere leeftijdsgroepen nam dit aandeel ten opzichte van 2014 toe, vooral onder 18- tot 40-jarigen. In de leeftijdsgroep van 18 tot 25 jaar (jongvolwassenen) spelen gevoelens van angst of depressie het meest: 53 procent van hen had deze gevoelens.

Vooral onder 12- tot 25-jarigen grote verschillen tussen mannen en vrouwen

Onder vrouwen van 18 tot 25 jaar had 66 procent angst- of depressiegevoelens in de afgelopen 4 weken. Dat is ruim anderhalf keer zo veel als onder mannen (40 procent) in die leeftijdsgroep. Onder 12- tot 18-jarigen had 27 procent van de jongens en 46 procent van de meiden angst- of depressiegevoelens. In de oudere leeftijdsgroepen komen angst- of depressiegevoelens ook meer voor bij vrouwen dan bij mannen, maar de verschillen zijn minder groot dan onder jongeren.