Onlangs las ik in een tekst van een zogenaamde dialectmis de zin: "Went Geer zeet ózzen Heer...". Went wordt hier duidelijk bedoeld als want. Het komt me nogal vreemd voor, het gebruik van went in deze context.
Raadplegen we eens het enige naoorlogse Sittardse woordenboek, namelijk dat van J. Schelberg (Woordenboek van het Sittards
dialect, 1979-2; blz .487), dan lezen we dat hij inderdaad went ook kent in de betekenis van want. Dat lijkt me bijzonder eigenaardig, want, naar mijn mening kunnen want en went nooit dezelfde functie en betekenis hebben. Het lijkt me daarom wenselijk de twee woorden eens nader te bekijken, waarbij we letten op de betekenis, de woordsoort en de woordvolgorde.
a. De betekenis
Went betekent alleen wanneer, als het wordt gebruikt als er een voorwaarde wordt uitgedrukt. Een voorbeeld: Went (= es) 't zo hel blif sjnieje, kóm ich neit. Went en es zijn in betekenis gelijkwaardig en kunnen doorgaans beide gebruikt worden: ze drukken immers beide een voorwaarde uit.
Let wel: het woord wanneer kan ook een heel andere betekenis hebben! Vergelijk maar: "Wanneer het hard regent, staat onze straat vaak onder water" met "Wanneer kom je?"
We zien dat het eerste wanneer een voorwaarde uitdrukt, terwijl het tweede wanneer een tijdsaanduiding weergeeft. Nu maakt dat voor het Sittards niets uit; wij kennen dit verschil in de betekenis van wanneer niet. We hebben immers in ons dialect daarvoor twee verschillende woorden: wanneer als voorwaarde: went; wanneer als tijdsaanduiding: wienee.
Want daarentegen heeft een totaal andere betekenis dan went. Want geeft immers een verklaring, een reden, en dat is toch heel wat anders dan een voorwaarde. Alleen al om die reden is de combinatie went=want onmogelijk! Bovendien is wanneer(=went) een voegwoord en wanneer(=wienee) een bijwoord.
b. De woordsoort
Letten we op de woordsoort van went en want, dan zien we dat beide wel voegwoord zijn, maar van een totaal andere klasse. Went is een zogenaamd onderschikkend voegwoord. Een hoofdkenmerk van deze voegwoorden is namelijk dat ze ongelijkwaardige delen met elkaar verbinden. Want daarentegen is ook een voegwoord, maar een nevenschikkend voegwoord: het verbindt namelijk gelijkwaardige delen met elkaar door middel van een verklaring, een reden.
c. De woordvolgorde
Een beperking vooraf: we kunnen in het kader van deze
columns niet alle grammaticale mogelijkheden bespreken. Wie meer over dit onderwerp wil weten, kan daartoe een grammatica raadplegen, bijvoorbeeld de ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst). We beperken ons dus tot de hoofdeigenschap.
Want (verklaring, reden)
'Want' verbindt, zoals gezegd, gelijkwaardige grootheden.
Dat betekent, dat bij gebruik van want, de woordvolgorde van zin A gelijk moet zijn aan die van zin B.
Voorbeelden van 'want'
Doe zuls waal neit kómme, want ’t blif mer sjnieje .
’t Jungske blif zitte, want zien rapport is te zjwaak .
Me mót de dieke gaon bewake, want ’t water van de rivier sjieg erg sjnel .
Went (als, wanneer: voorwaarde)
Voorbeelden van 'went'
Doe zuls waal neit kómme, went ’t zo blif snieje .
’t Jungske blif zitte, went zien rapport te zjwaak is .
Me mot de dieke gaon bewake, went ’t water van de rivier zo sjnel sjtieg .
Conclusie:
1. Het standpunt dat went ook want kan betekenen is volkomen onjuist;
2. Voor went geldt: went=es=als, wanneer en geeft een voorwaarde aan;
3. Voor want geldt: want=want en geeft een verklaring, reden aan.
F.W. (15 augustus 2015)