Huurder onder bewind: bewindvoerder dagvaarden bij een huurgeschil?

Het aantal mensen dat onder beschermingsbewind wordt gesteld stijgt elk jaar. Dit betekent dat ook huurders in de praktijk steeds vaker een bewindvoerder hebben. De bewindvoerder heeft de zeggenschap over de goederen van de huurder.

ellen-portret-2-30-25
Ellen Frins
Beschermingsbewind wordt uitgesproken indien de huurder als gevolg van een lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.
Het gevolg van het beschermingsbewind is dat de bewindvoerder de huurder in en buiten rechte vertegenwoordigt, indien er sprake is van een geschil over een goed dat onder het bewind valt. Dat roept bij wederpartijen de vraag op wie er moet worden aangesproken en eventueel moet worden gedagvaard: de bewindvoerder, de huurder of beiden?
Lange tijd is er op dit gebied sprake geweest van tegenstrijdige rechtspraak. 
Rechters bleken van mening te verschillen over de vraag of het huurrecht moet worden aangemerkt als een ’goed’, dat onder bewind staat van de bewindvoerder. Over de vraag of het huurrecht wel kan worden gezien als een vermogensrecht liepen de meningen uiteen. 
Sommige rechters stelden zich op het standpunt dat het huurrecht geen vermogensrecht is. Het zou gaan om de contractuele relatie tussen verhuurder en huurder en niet om de vermogensrechtelijke kant van de zaak. Volgens die rechters moest de verhuurder dus gewoon de huurder zelf dagvaarden en niet (ook) de bewindvoerder. Deed de verhuurder dat fout, dan volgde een niet-ontvankelijk verklaring.
Andere rechters legden de nadruk op het feit dat het huurrecht wel als een vermogensrecht kan worden gezien. Het huurrecht is immers gericht op het verschaffen van stoffelijk voordeel aan de huurder en het huurrecht raakt wel degelijk de vermogensrechtelijke positie van de huurder. Deze rechters waren dan ook van mening dat de bewindvoerder wel moet worden gedagvaard.
Er was ook nog een tussenstroming: rechters die van oordeel waren dat een vordering in verband met een huurschuld tegen de bewindvoerder moet worden ingesteld, maar een vordering tot ontruiming tegen de huurder zelf. Dit vanwege het feit dat de huurder zelf uiteindelijk zal moeten ontruimen (een feitelijke handeling).
In een kort geding dat ik zelf voerde was de rechter van oordeel dat het huurrecht niet een ‘goed’ is als bedoeld in art. 1:431 lid 1 BW waarover het bewind is ingesteld. Het gebruiksrecht dat de huurder aan de huurovereenkomst ontleent heeft weliswaar vermogensrechtelijke trekjes maar is geen zakelijk recht of overdraagbaar vermogensbestanddeel, zodat de belangenbehartiging van de bewindvoerder zich daartoe niet uitstrekt.”* De kantonrechter verwijst in de uitspraak al naar de zogenaamde prejudiciële vragen die gesteld zijn aan onze hoogste civiele rechter, de Hoge Raad. Deze vragen zijn gesteld vanwege de zojuist beschreven onduidelijkheid en verschillende uitspraken van verschillende rechters.
Inmiddels heeft de Hoge Raad op 3 maart jongstleden antwoord gegeven op de prangende vraag of je in een geschil met een onder bewind geplaatste huurder nu de huurder, de bewindvoerder of beiden moet dagvaarden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit in alle gevallen de bewindvoerder en niet de huurder zelf is, zoals sommige rechters tot nu oordeelden. De Hoge Raad is van oordeel dat het huurrecht als een ‘goed’ moet worden beschouwd dat onder het bewind valt van de bewindvoerder. Mocht alleen de huurder zijn gedagvaard dan is dit volgens de Hoge Raad gemakkelijk te herstellen door de bewindvoerder alsnog via een aangetekende brief op te roepen in de procedure.
Conclusie
Indien de verhuurder weet dat zijn huurder onder beschermingsbewind staat dan moet de bewindvoerder worden gedagvaard en niet (ook) de huurder. Als de bewindvoerder niet is gedagvaard omdat de verhuurder bijvoorbeeld niet bekend was met het beschermingsbewind,dan kan de verhuurder de bewindvoerder alsnog op informele wijze in de procedure betrekken. 
Ellen Frins
* ECLI:NL:RBLIM:2013:5334
Cookieinstellingen