Ik kan niet sporten, moet mijn sportschool mij compenseren?

Foto: CC0 PxHere

Iedereen heeft te maken met de door de overheid afgekondigde maatregelen om de verspreiding in te dammen van SARS-CoV-2, zoals het nieuwe coronavirus wordt aangeduid.

Dat geldt voor bedrijven, horecagelegenheden, sportscholen én hun klanten en werknemers. En dat roept op allerlei terreinen vragen op met een juridisch kantje. Dat wordt in diverse artikelen belicht door KampsVanBaar Advocaten. Ditmaal een bijdrage over het recht op compensatie voor sportschoolleden.


Mijn sportschool is dicht door corona, maar mijn abonnement loopt door. Heb ik recht op compensatie?”

Op consumentensites wordt die vraag nogal snel bevestigend beantwoord. Het ligt genuanceerder.

Ook sportscholen worden getroffen door het Corona-virus en hebben hun deuren moeten sluiten.
Zij zien zich geconfronteerd met veel leden die vragen om restitutie van lidmaatschapsgelden. Voor de sportschool een existentiele vraag.

In dit artikel gaan wij in op deze vraag om restitutie.

Wij menen dat sportscholen die thans noodgedwongen gesloten zijn als gevolg van het kabinetsbesluit d.d. 15 maart 2020 een geslaagd beroep kunnen doen op overmacht. Dat zij hun verplichtingen jegens hun leden niet kunnen nakomen ligt buiten hun invloedsfeer en was niet alleen niet te voorzien maar ook niet te voorkomen. Een geslaagd beroep op overmacht brengt mee dat leden geen recht hebben op schadevergoeding. Er is immers geen sprake van toerekenbaarheid, één van de vereisten voor het recht op schadevergoeding.

Mogelijk kunnen leden wel hun abonnement ontbinden. Overmacht staat immers in principe niet in de weg aan ontbinding omdat toerekenbaarheid geen vereiste is voor ontbinding. Wij menen echter dat het niet evident is dat leden in dit uitzonderlijke geval zomaar hun abonnement kunnen ontbinden.
Het relevante wetsartikel 6:265 BW zegt namelijk het volgende:
“Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.”

Dit moet volgens een arrest d.d. 28 september 2018 van de Hoge Raad (NJ 2019/446) zo worden uitgelegd dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van een overeenkomst. Of de ontbinding is gerechtvaardigd, moet niet alleen worden beantwoord aan de hand van de in de wet genoemde gezichtspunten (bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming) maar aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Dat brengt volgens de Hoge Raad bovendien mee dat niet op voorhand aan één gezichtspunt een beslissende rol kan worden toegekend.

Uit de rechtspraak kan nog niet worden afgeleid hoe wordt gedacht over ontbinding die is gestoeld op een tekortkoming die het directe gevolg is van een overheidsbesluit gericht op het voorkomen van verdere verspreiding van het coronavirus en daarmee in het belang en ter bescherming van de volksgezondheid.

Te verdedigen is dat ontbinding in dit uitzonderlijke geval niet is gerechtvaardigd mede gezien de bijzondere aard van de tekortkoming en de overige omstandigheden van het geval, waaronder ook de vergaande financiële gevolgen voor een sportschool als haar leden massaal de abonnementen zouden ontbinden. Ontbinding leidt immers tot een direct einde van de overeenkomst en daarmee tot een direct einde van de verplichting tot het betalen van contributie. De inkomsten van de sportschool kunnen op die manier heel snel opdrogen, terwijl de kosten gewoon doorlopen. Een situatie waarop sportscholen niet hebben kunnen anticiperen.

Het is bovendien ook maar de vraag of leden hun verplichting tot het betalen van contributie mogen opschorten. In principe staat overmacht niet in de weg aan opschorting omdat voor opschorting geen toerekenbare tekortkoming vereist is. Bovendien is opschorting een effectief middel dat kan worden ingezet tegen een contractspartij die zijn verplichtingen niet nakomt.

Opschorting mag echter geen permanent karakter gaan dragen en er in wezen toe leiden dat de opschortende partij zich eigenmachtig van zijn (betalings)verplichting ontdoet. Uitstel – waarvoor opschorting is bedoeld – is niet hetzelfde als afstel.

Opschorting wordt veelal ingezet als prikkel tot nakoming of vooruitlopend op een vordering tot schadevergoeding. Dat is nu zinloos omdat sportscholen simpelweg niet kunnen en mogen nakomen en omdat leden geen aanspraak hebben op schadevergoeding.

Resteert de optie van opschorting vooruitlopend op ontbinding, maar ontbinding lijkt nu juist niet gerechtvaardigd.

Opschorting zou in deze bijzondere situatie ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid kunnen zijn, omdat de sportscholen in tijdelijke overmacht van korte duur verkeren en opschorting mogelijk onevenredig grote schade veroorzaakt.

Het staat leden natuurlijk – zoals altijd – vrij om hun abonnement op te zeggen, maar dan wel met inachtneming van hun contract.
De meeste sportscholen sluiten abonnementen af voor bepaalde tijd die niet tussentijds opzegbaar zijn en die na verloop van deze bepaalde tijd worden verlengd voor onbepaalde tijd, waarbij dan een opzegtermijn van 1 maand geldt. Dat is ook wettelijk toegestaan.

Omdat leden ook de dupe zijn van deze onvoorziene situatie, zijn veel sportscholen al bezig met een vorm van compensatie door bijvoorbeeld vouchers aan te bieden of een kosteloze verlenging van het abonnement voor de periode dat leden nu niet kunnen sporten. Ook worden er online oefeningen aangeboden. Op die manier worden leden niet benadeeld en kunnen sportscholen de schade spreiden in de tijd.

In deze bizarre tijden moeten we elkaar steunen en leden hebben er niets aan massaal hun abonnement – op welke wijze dan ook – te beëindigen. Als leden dit wel doen, en deze crisis is voorbij, bestaan er immers geen sportscholen meer. Sportscholen pogen hun leden te steunen door allerhande creatieve oplossingen aan te bieden.

Ingrid van Rooij is advocaat contractenrecht en Jeroen van Baar is advocaat ondernemingsrecht, beiden zijn verbonden aan KampsVanBaar Advocaten te Sittard.

KampsVanBaar Advocaten

KampsVanBaar Advocaten
Wilhelminastraat 25
6131 KL Sittard
046 420 56 60

Cookieinstellingen