De bouwdoelen van
woningcorporaties zijn op dit moment niet haalbaar. Dat meldde de Autoriteit woningcorporaties (Aw), onderdeel van de Inspectie Leefomgeving en Transport, bij de publicatie van een jaarlijks rapport over de sector.
Corporaties moeten tot 2030 een kwart miljoen sociale huurwoningen bouwen, maar zeggen te weinig geld te hebben voor een te grote opgave.
Het gaat om jaarcijfers over 2022 die nu pas naar buiten komen, maar die volgens Aw-directeur Ton Hugens weinig zullen afwijken van die van 2023. “Hoe dichter we bij 2030 komen, hoe onrealistischer het halen van het doel wordt, maar ik zie nog steeds een kans dat het kan.”
Dat hangt grotendeels af van politieke keuzes, zegt Hugens. In het rapport pleit hij bijvoorbeeld voor een sociale kavelprijs, waarbij corporaties minder voor grond hoeven te betalen. Daarnaast wijst hij op het verlagen van de sociale huurprijzen in 2023. “Dat raakt corporaties direct in de portemonnee.”
Woningcorporaties hebben weliswaar miljarden aan eigen vermogen, maar die miljarden bestaan volgens Hugens bijna compleet uit de woningen die ze bezitten en niet uit geld dat ze in nieuwe woningen kunnen investeren. Hugens: “Vanwege dat grote eigen vermogen kunnen corporaties weliswaar veel lenen, maar de rente op die leningen zorgt ook voor hogere kosten.”
Het marktaandeel van sociale huurwoningen is met een tiende procentpunt afgenomen naar 27 procent en daalt de komende jaren verder, verwacht de Aw. Dat komt omdat relatief meer andere soorten woningen worden gebouwd, en omdat er ook sociale huurwoningen worden gesloopt en verkocht. Het kabinet wil juist naar een gemiddelde van 30 procent toe.