Een kind dat erft van een vader die hem of haar heeft erkend, een 'juridische' vader, betaalt minder erfbelasting dan iemand die erft van een biologische vader die het kind niet heeft erkend.
Zo is het op dit moment geregeld in de wet, maar dat is discriminerend als het kind wel contact en een band heeft met de biologische vader, oordeelt de
Hoge Raad vrijdag.
De uitspraak volgt naar aanleiding van een zaak waarbij de biologische vader in 2017 overleed. Toen de zoon geboren werd (1996), waren zijn moeder en vader niet getrouwd en heeft de vader het kind niet erkend. Wel is de zoon erfgenaam van de vader, ook hadden zij contact met elkaar. De moeder is getrouwd met een andere man die de zoon heeft erkend en dus de juridische (stief)vader is.
Op basis van de wet rond erfbelasting moest de zoon meer belasting betalen over de erfenis die zijn biologische vader hem naliet. Hij kreeg geen vrijstelling voor kinderen en er werd een lagere vrijstellingsgrens toegepast, waardoor hij dus over een groter deel meer belasting moest betalen. De Hoge Raad stelt nu dat dit niet terecht is.
Ondanks die uitspraak wil de Hoge Raad niet bepalen of de zoon en mogelijk anderen met een vergelijkbare situatie gecompenseerd moeten worden. Een woordvoerster zegt ook geen zicht te hebben op hoeveel mensen dit zou aangaan. Beslissen over herstelbetalingen laat de Raad aan de regering over. "Maatschappelijke ontwikkelingen rond meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap vragen namelijk om keuzes op rechtspolitiek terrein, onder meer met betrekking tot de familierechtelijke positie van buitenhuwelijkse kinderen", aldus de Hoge Raad in de uitspraak.