Respecteier dien taal (4) – Van boete aaf: zie euver ós

Foto: Sittard-Geleen.nieuws.nl

In de regionale kranten verschijnen artikelen met interviews van mensen die hier van elders (vanuit ‘Holland’) zijn komen wonen en werken. Zij geven hun visie op ‘de Limburger’ zoals zij die zagen vóórdat ze ‘emigreerden’ naar het zuiden.

En die visies blijken niet meer te zijn dan vooroordelen over een bevolkingsgroep die men niet of nauwelijks kende.

Opvallend daarbij is het negatieve imago van de Limburger buiten zijn provinciegrenzen. Opvattingen die er niet om liegen! Een paar voorbeelden: de Limburger is dom, kleinburgerlijk, conservatief. Zo, dat weten we dan ook weer! Overigens blijkt dat niet-Limburgers als ze eenmaal hier wonen, hun meningen snel herzien.

Maar de vraag blijft toch hoe het mogelijk is dat dit soort hardnekkige vooroordelen blijven bestaan. Nu zijn daar verschillende verklaringen voor die we uiteraard niet in deze rubriek bespreken. Beperken we ons tot de relatie ‘Hollands’ – dialect.

Veel niet-dialectsprekers zijn van mening dat men de dialectspreker niet serieus kan nemen. Want een dialect is toch ‘immers’ een min of meer weggezakte vorm van de Standaardtaal en derhalve een onderontwikkelde taalvorm. Het is daarom ‘nogal logisch’ dat een dialectspreker tot de eenvoudigen van geest gerekend moet worden. Die visie is natuurlijk onzin; toegeven eraan is geen optie, temeer omdat het gewoon, zoals gezegd, niet waar is! Het is en blijft echter lastig tegen dergelijke vooroordelen te vechten!

Het is in de taalkunde al jaren bekend dat de Limburger ’trager’ spreekt en dat heeft tot gevolg dat hij door met name veel ‘Hollanders’ op grond daarvan als minder intelligent wordt beschouwd. Daar komt nog bij dat de ‘Hollander’ zelf over het algemeen directer is, sneller reageert, iemand van een recht-toe-recht-aan-cultuur, ‘veursjneppetiger’. Bovendien is het Hollands-Nederlands dat we zo goed van de televisie, radio, kennen (ook wel polder-Nederlands genoemd), korter, killer. Het maakt namelijk veel minder gebruik van de stem (het is ‘stemlozer’, zoals dat in de klankleer heet).

De Limburger daarentegen heeft de neiging een wat afwachtende houding aan te nemen, wat vaak niet als positief geduid wordt. Maar eenzelfde houding vinden we ook in veel andere West-Europese landen waar de directheid (‘Ik zeg wat ik denk’) vaak niet op prijs gesteld wordt, want ‘brutaal’.

En dan is er nog een bijzonder interessant gegeven! Onze dialecten zijn in hun klankleer duidelijk complexer, gebruiken veel meer de stem bij het spreken (ze zijn ‘stemhebbender’), zegt de vakman. Bovendien spelen andere factoren als stoottoon en sleeptoon (waarover later meer), rekkingen van klinkers en muzikaliteit een zeer belangrijke rol.

Concreet betekent dit dat men die taal door al die factoren iets langzamer uitspreekt. Dat is zo. Maar om nu te beweren dat dat met intelligentie te maken heeft…

F.W., juni 2014 

Cookieinstellingen